Des maisons de louage pour la substentation (...) des pouvres creatures ? La politique immobilière de l’hôpital Comtesse à Lille (1467-1517)

Résumé En Fr Nl

Hired Houses pour la substentation (…) des pouvres creatures ? The Real Estate Management of the Hôpital Comtesse (1467-1517) In Lille in the second part of the 15th century and at the beginning of the 16th, the so-called hôpital Comtesse, founded in 1237 by Johanna van Constantinopel was the most powerful charitable house in town. A careful study of the accounts kept by the hôpital Comtesse from 1467 to 1517 reveals that this charitable institution owned between 43 and 63 houses. This was twice more than the houses owned by the Paris Hôtel-Dieu in the same period. In Lille, during the same period, there were fewer than 25 000 inhabitants. The aim of this article is not to make one more study over prices and wages in the Middle Ages thanks to the accounts for the construction of the hospital. My aim is to understand the mechanisms of the insertion of a charitable house in the economic and social tissue that surrounds it. In Lille, at the hôpital Comtesse, the articulation between charity and profitability was made thanks to the rigorous management of the property possessed by the institution. The investments made by the masters of the hospital transformed it into an important employer in the construction sector and, also, into a charitable owner. In fact, the goal of the masters was less to gain an immediate and monetized profit than to consolidate the social power of the institution. The accounts constitute a key to understanding the socio-topography of Lille and the way for the assistance – and not only the charity – to become an urban power.

À Lille, à la fin du XVe siècle et au début du XVIe siècle, l’hôpital Comtesse, fondé par Jeanne de Constantinople en 1237, était le plus puissant des établissements charitables lillois. Une étude attentive des comptes conservés, de 1467 à 1517, révèle que l’institution possédait entre 43 et 63 maisons dans une ville qui n’abrita pas plus de 25 000 habitants sur la période concernée. Ces chiffres sont importants : à la même période, l’Hôtel-Dieu de Paris ne possédait pas plus de trente-deux maisons à louer. L’objectif de cet article n’est pas de proposer de nouvelles courbes de prix et de salaires à partir des comptes de construction de l’établissement, mais bien de comprendre les mécanismes de l’insertion nécessaire d’un hôpital dans le tissu économique et social qui l’environne. À Lille, pour l’hôpital Comtesse, l’articulation entre charité et rentabilité se fit par le biais d’une gestion rigoureuse des biens immobiliers. Les investissements consentis par les maîtres de l’hôpital Comtesse firent du pieux établissement un entrepreneur immobilier et un bailleur charitable. Il s’agissait moins d’obtenir un retour immédiat en argent que de consolider l’assise sociale de l’institution. Les comptes étudiés constituent, in fine, une clé de compréhension de la socio-topographie lilloise, et de la manière dont l’assistance – et non plus seulement la charité – pouvait se muer en pouvoir urbain.

Huurhuizen pour la substentation (…) des pouvres creatures ? Het vastgoedbeheer van het Hôpital Comtesse (1467-1517) In Rijsel aan het einde van de middeleeuwen was het zogenaamde hôpital Comtesse, gesticht door gravin Johanna van Constantinopel in 1237, de machtigste caritatieve instelling van de stad. Een nauwgezette studie van de bewaarde rekeningen van het hospitaal (van 1467 tot 1517), laat zien dat deze instelling tussen 43 en 63 eigen huizen verhuurde, terwijl er in Rijsel minder dan 25 000 inwoners waren. Het aantal huurhuizen van het hospitaal was dus wel zeer hoog, ter vergelijking : tijdens dezelfde periode beschikte het Parijse Hôtel-Dieu slechts over 32 huizen om te verhuren. Het doel van dit artikel is niet een nieuwe curve van Rijselse prijzen en lonen vast te stellen op basis van de rekeningen van bouwwerken en huren van het Hôpital Comtesse, maar te begrijpen hoe een hospitaal zoals dit zich inpaste in de economische en sociale structuur van de stad. In het Rijsel van de late middeleeuwen was de schakel tussen liefdadigheid en rentabiliteit voor het hôpital Comtesse een zorgvuldig beleid inzake immobilia. De investeringen gedaan door de hospitaalmeesters maakten van het godshuis ook een belangrijke werkgever in de bouwsector en een liefdadig verhuurder. Eerder dan een onmiddellijke financiële winst was het de bedoeling van de meesters de sociale basis van hun instelling te consolideren. Tenslotte vormen de bestudeerde rekeningen een sleutel tot een beter begrip van de sociale topografie van de stad en van de wijze waarop bijstand (en niet alleen liefdadigheid) kon leiden tot het verwerven van een machtspositie in de stad.