The Farming Part of a Large Rural Development in Roman Times : the "Hauts de Clauwiers" Deposit, Seclin (Nord). The excavations carried out on the "Hauts de Clauwiers" deposit in Seclin (Nord), enabled us to study the traces of a circular habitat in the Hallstatt type and of several quadrangular buildings with a timber structure which reveal a protohistorical occupation of the site. To the earth and wood architecture of the installations of a first Gallo-Roman farm (a hut's foundation, storage buildings, dwellings, etc), succeed a stone architecture reserved to the dwellings and to large constructions. This site, set within a network of ditches, was occupied from the 1st to the IVth century A.D. It displays a disposition similar to that of the pars rustica of the large stereotyped villas of northern France. The presence of important granaries whose capacity will not cease growing down to the IVth century, indicates that this site's destination was the gathering and export of the crops of a given region. At the end of the Gallo-Roman period, the complete redevelopment of the installations and the building of a grain-storage tower inside a "defensive redoubt" (dicht networks, fences with indirect entrances) respond to the climate of insecurity that then reigned in our regions. Two human skeletons, unearthed close to this building, bear witness to the eventful circumstances that preceeded the abandonment of the site. Numerous informations about the evolution of the modes of construction of the rural Gallo-Roman habitat in the Lille region were collected thanks to the survey of the plans of the successive buildings, and this led us to witness, on this deposit, a certain kinship between the earth and wood architecture and the stone one. Beside the specific problems connected to the various fields of research one can deal with thanks to these excavations (architecture, ceramicology, numismatics, archeozoology, etc), the location of the deposit remains one of the keys to its understanding. It occupies a central place in the heart of a micro-region defined by a specific archeological and geographical context. Thus, the proximity of several Gallo-Roman deposits allows to situate this installation inside the antique organization of this sector. Similarly, the anteriority of the protohitorical development on the site reveals a geographical context particularly favourable to the establishment of men. The choice of an installation located in a dominant position between two valleys responds to the desire of controlling a strategic position, and was further encouraged by the presence of valuable natural ressources (expositions, geomorphology, animal and vegetal life, etc).
Les fouilles réalisées sur le gisement des "Hauts de Clauwiers" à Seclin (Nord) ont permis d'étudier les traces d'un habitat circulaire de type hallstattien et de plusieurs bâtiments quadrangulaires à ossature de bois qui révèlent une occupation protohistorique du site. A l'architecture de terre et de bois des installations d'une première exploitation gallo-romaine (fonds de cabane, bâtiments de stockages, habitats, etc.) succède une architecture de pierre réservée à l'habitat et à de vastes constructions. L'ensemble inscrit dans un réseau fossoyé est occupé du Ier au IVe siècle de notre ère. Il possède une disposition comparable à celle de la pars rustica des grandes villas stéréotypées du Nord de la France. La présence d'imposants greniers dont les capacités ne cesseront de croître jusqu'au IVe siècle, indique que l'établissement est destiné au regroupement et à l'exportation de la production agricole d'un territoire donné. A la fin de l'époque gallo-romaine, la transformation complète des installations et l'édification d'une "tour-silo" au sein d'un "réduit défensif" (système fossoyé, clôture à entrées détournées) répondent au climat d'insécurité régnant alors dans nos régions. Deux squelettes humains, mis au jour à proximité de ce bâtiment, témoignent des événements mouvementés précédant l'abandon du site. De nombreuses informations sur l'évolution des modes de construction de l'habitat rural gallo-romain dans la région lilloise ont été recueillies grâce à l'examen du plan de bâtiments successifs qui permet de constater sur ce gisement une certaine filiation entre l'architecture de terre et de bois et l'architecture de pierre. En dehors des problématiques propres à chacun des domaines qu'il est possible d'aborder grâce à ces fouilles (architecture, céramologie, numismatique, archéozoologie, etc.), la localisation du gisement reste un des points essentiels pour sa compréhension. Il occupe une position centrale au sein d'une microrégion définie par un contexte archéologique et géographique spécifique. Ainsi, la proximité de plusieurs gisements gallo-romains permet de situer cet établissement dans l'organisation antique de ce secteur. De même, l'antériorité des aménagements protohistoriques sur le site révèle un contexte géographique particulièrement favorable à l'installation de l'homme. Le choix d'une implantation en position dominante entre deux vallées répond à la volonté de contrôler un emplacement stratégique, favorisée par des ressources naturelles importantes (exposition, géomorphologie, hydrographie, faune, flore, etc.).
Het landbouwgedeelte van een grote boerderij in de Romeinse tijd : "Hauts de Clauwiers", te Seclin (Nord). Na een opgraving in de site "Hauts de Clauwaert", te Seclin (Nordfrankrijk) kon men de sporen bestuderen van een circelvormige Hallstattbewoning en een aantal rechthoekige houten gebouwen die naar een protohistorische bewoning verwijzen. Tijdens de gallo-romeinse tijd is er eerst een bebouwing in aarde en hout (hutten, opslagruimte en woningen), daarna in steen (woningen en grote gebouwen). Het geheel stond op een uitgegraven terrein en werd van de Iste tot de IVde eeuw bewoond. De plattegrond gelijkt op die van de grote villa's in de pars rustica in Noordgallië. De aanwezigheid van grote graanzolders, die steeds maar zullen uitgebreid worden tot in de IVde eeuw, wijst op de centrale ligging in een productiegebied. Op het einde van de gallo-romeinse période wordt ailes omgebouwd en komt er een opslagplaats (een silotoren) binnen een omheining (grachten en beschermde ingangen), wat wijst op de onzekere toestand van toen. Twe menselijke skeletten opgegraven bij deze toren getuigen wellicht van de bewogen gebeurtenissen voor het verlaten van de site. Men kon heel wat informatie verwerven over de manier van bouwen in het gallo-romeinse platteland uit de studie van de plattegronden van de opeenvolgende gebouwen. Zo bestond er een zekere overeenkomst tussen de architectuur in aarde en hout en die in steen. Bovendien kan men hier ook de architectuur zelf, het aardewerk, de munten en de archeozoologie bestuderen, in een site die een centrale plaats bekleedde in een microregio met een bepaalde archeologische en geografische inhoud. De nabijheid van verschilende gallo-romeinse lagen laat toe deze nederzetting in het antieke weefsel een plaats te geven. De aanwezigheid van protohistorische bewoning wijst naar een geschiktheid voor menselijke bewoning van de site, een hoogte tussen twee valleien, die zowel strategisch als door de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen (uitzicht, geomorfologie, hydrografie, fauna, flora) goed geplaatst was.
