Marchands et échevins d'Amiens dans la seconde moitié du XVIe siècle : crise de subsistances, commerce et profits en 1586-1587

Résumé En Fr Nl

In 1586-1587, the town of Amiens, caught in the difficulties of the Wars of Religion, was hit by the severe crisis of subsistance which struck Western Europe and was added to a new plague outbreak. If the documents proceeding from the city hall give us some insight of the extreme wretchedness of the popular classes they mostly show the attitude of the trading middle-class, then prominent among the aldermen. If their first concern was to maintain public order, the aldermen worry in a second phase — after a long delay — about buying first in Picardy then in Dantzig, the grain destined to be sold at a reduced price to the «poor people». The accounts of these purchases show that the philanthropic preoccupations do not exclude the search for profit : in spite of the crisis and though they were not accustomed to international trade, business does not stop and the trade of victuals, though sold below their actual value, yields substantial profits — a just reward for the risks encurred ? Like the main landlords of Picardy, who in these years get rid of their stocks at gold-price, traders and aldermen of Amiens, seizing the opportunity to round off their landed properties, appear then to be the major bénéficiâmes of the crisis.

En 1586-1587, la ville d'Amiens, aux prises avec les difficultés des Guerres de Religions, est touchée par la très grave crise de subsistances qui s'abat sur l'Europe occidentale, conjuguée de surcroît avec une nouvelle offensive de la peste. Si les documents émanant de l'échevinage laissent entrevoir l'extrême misère des classes populaires, ils montrent surtout quelle fut l'attitude de la bourgeoisie marchande qui domine l'échevinage. Si leur premier souci est de maintenir l'ordre public, les échevins se préoccupent dans un second temps — avec beaucoup de retard — d'acheter, en Picardie d'abord, puis à Dan- zig, des grains destinés à être vendus à prix réduit «au pauvre peuple». Les comptes de ces achats de grains montrent que la préoccupation philanthropique n'exclut nullement la recherche du profit : en dépit de la crise, les affaires ne cessent pas pour autant, et le commerce des subsistances leur procure — juste récompense des risques encourus ? — de substantiels bénéfices, malgré la vente en-dessous du cours, malgré leur peu d'expérience du grand commerce international. Comme les grands seigneurs de Picardie, qui ces années-là, écoulent leurs stocks à prix d'or, marchands et échevins d'Amiens, profitant de l'occasion pour arrondir leurs patrimoines fonciers, apparaissent donc comme les bénéficiaires de la crise.

In 1586-1587 lijdt Amiens al onder de godsdienstoorlogen en wordt dan nog getroffen door de zware hongernood, die men dan in geheel West-Europa aantreft, en die gepaard gaat met een nieuwe pestepidemie. In de dokumenten van de schepenbank vindt men sporen van de grote ellende van het volk. Men kan er ook uit opmaken wat de houding van de handelsburgerij was, die de schepenbank beheerste : hun eerste zorg was de orde- handhaving, pas daarna — en veel later — kopen zij graan, in Picardie en later in Danzig, dat zij aan het «arme volk» verderverkopen tegen een verminderde prijs. De rekenin- gen tonen aan dat de filantropische bedoeling geenszins het winstbejag in de weg stond. Er wordt verder handel gedreven, ondanks de crisis, en de handel in levensmiddelen brengt grote winsten op — een rechtvaardige beloning voor het risico ? — al werd er ver- kocht beneden de prijs en al hadden zij een zekere vrees voor de grote internationale handel. Net zoals de grote heren van Picardie die in die jaren hun stocks in goud zagen veranderen, profiteerden de handelaars en schepenen van Amiens van de gelegenheid om de winsten uit hun grondbezit op te drijven, en zij trekken dus voordeel uit de crisis.