Le caractère discriminatoire et inique de la Justice pour mineurs : les filles dites "délinquantes" au Canada

Résumé En Fr Nl

In the application of measures and modalities at his disposal, the juvenile judge in Canada demonstrates certain attitudes that may be qualified as "patriarchales and antifeministes" when young girl- offenders are concerned. The conclusion derived from a ten-year available statistics (1963-1973) is that the increase in the number of young girl offenders in the overwhole delinquent population is due less to the growing participation rates of girls and women in out of door activities or the enhanced vigilance of public authorities than to the severity of measures applied regardless of the penal act. Young girl offenders are given sentences objectively more severe than their male equivalent hence, inequity and discrimination the author denounces.

Dans l'application des diverses mesures et des modalités de jugement mises à la disposition du juge des mineurs au Canada, l'auteur insiste sur des attitudes "patriarcales et sexistes déguisées" lorsqu'il s'agit de jeunes filles. Au terme d'une analyse portant sur dix années (1963-1973), la conclusion essentielle est que la croissance des filles dites délinquantes dans la population délinquante globale devrait être expliquée autrement que par la croissante participation féminine à la vie extra- familiale et encore moins par une vigilance accrue des autorités à l'endroit des personnes présumées inoffensives; elle découle de la sévérité des mesures de protection des mineurs indépendamment du fait pénal. En d'autres termes, ces filles subissent des mesures objectivement plus sévères que leurs homologues, d'où la situation d'iniquité dénoncée par l'auteur.

In verband met de toepassing van verschillende maatregelen en modaliteiten van rechtsbedeling die ter beschikking staan van de jeugdrechter in Canada, benadrukt de auteur de "vermomde patriarchale en anti-feministische houdingen" wanneer het jonge meisjes betreft. Op grond van een analyse over tien jaar (1963-1973), komt men tot het zeer belangrijk besluit dot de toename van het aantal zgn. misdadige meisjes in het totaal van de misdadige bevolking op een andere wijze zou moeten verklaard worden dan door de toenemende vrouwelijke participatie aan het leven buiten het gezin, nog minder door een stijgende waakzaamheid van de autoriteiten t.a.v. ongevaarlijk geachte personen; zij vloeit voort uit de strengheid van de beschermingsmaatregelen t.a.v. minderjarigen, onafhankelijk van het strafbaar feit. Anders uitgedruckt : deze meisjes ondergaan maatregelen die, objectief beschouwd, strenger zijn dan diegene die toegepast worden op jongens. De auteur brengt deze toestand van ongelijkheid en discriminatie onder onze aandacht.