Representations of Mysticism in Flemish Interwar Literature: between Poetry and Prose, Ecstasy and Realism

Résumé En Fr Nl

Even though religion and literature have been clearly demarcated social domains since the nineteenth century, the references to religion remain ubiquitous in the literary discourse of the first half of the 20th century. In this article, I focus on a number of representations of Catholic mysticism in Flanders during the interwar period. Firstly, I analyse the way in which the avant-garde poet Paul van Ostaijen refers to mysticism in order to substantiate his views on poetry. Secondly, I turn to four examples of prose fiction, written by Karel van den Oever, Gerard Walschap, Stijn Streuvels and Felix Timmermans, in which mystic discourse plays a part. In all four of these examples, mysticism is presented as a very direct and highly subjective experience of God, transcending sensory perceptions and eluding the grasp of the Catholic Church. The actual interpretation and evaluation of this phenomenon, however, differs strongly in each example and is dependent on a wide range of factors (such as genre, poetics, or literary movement, etc.).

Pieter Verstraeten, Représentations de la mystique dans la littérature flamande de l’entre-deux-guerres : entre la poésie et la prose, l’extase et le réalisme Nonobstant le fait que la religion et la littérature forment depuis le XIXe siècle des domaines sociaux clairement distincts, l’on constate que la littérature se réfère sans cesse – et de façons très diversifiées – au domaine religieux. Cet article est centré sur quelques représentations du parler mystique dans la littérature flamande de l’entredeux-guerres. En premier lieu, nous analysons la façon dont le poète avant-gardiste Paul van Ostaijen se sert de références au mysticisme pour étayer ses idées sur la poésie. Ensuite, nous examinons quatre ouvrages en prose où le mysticisme est présent ; ceux-ci sont respectivement de la main de Karel Van den Oever, de Gerard Walschap, de Stijn Streuvels et de Felix Timmermans. Les textes concernés sont liés par le fait qu’ils représentent la mystique comme une expérience immédiate et directe de Dieu, qui est subjective et par là transcende le monde sensible et échappe au contrôle de l’église catholique. En revanche, il s’avère que l’interprétation et l’évaluation concrètes de cette représentation diffèrent sensiblement et dépendent de facteurs très différents (tels que des différences de genre, des différences poétiques ou encore des distinctions liées au courant littéraire respectif, et ainsi de suite).

Pieter Verstraeten, Voorstellingen van het mystieke in de Vlaamse interbellumliteratuur : tussen poëzie en proza, extase en realisme Niettegenstaande het feit dat religie en literatuur sinds de negentiende eeuw duidelijk onderscheiden maatschappelijke domeinen zijn, wordt er in de literatuur van de eerste helft van de twintigste eeuw voortdurend – en op heel uiteenlopende wijzen – aan het religieuze gerefereerd. Dit artikel gaat dieper in op een aantal representaties van het mystieke spreken in de Vlaamse literatuur uit het interbellum. Ik analyseer daarbij in de eerste plaats de manier waarop de avant-gardedichter Paul van Ostaijen verwijzingen naar de mystiek gebruikt om zijn opvattingen over poëzie te onderbouwen. Daarna ga ik in op vier prozavoorbeelden waarin het mystieke aanwezig wordt gesteld, respectievelijk van de hand van Karel van den Oever, Gerard Walschap, Stijn Streuvels en Felix Timmermans. Deze voorbeelden hebben met elkaar gemeen dat mystiek wordt voorgesteld als een onmiddellijke, directe ervaring van God, die subjectief is, de zintuiglijke werkelijkheid overstijgt en ontsnapt aan de controle van de Katholieke Kerk. De concrete invulling en evaluatie daarvan blijkt echter sterk te verschillen en is afhankelijk van uiteenlopende factoren (zoals genreverschillen, poëticale verschillen, verschillen qua literaire stroming, etc.)