Daniel Varoujan : le deuil et les dieux

Résumé En Fr Nl

For a long time and in any case until the 1958 commemorating ceremony in Ghent, Daniel Varuzhan has been read by its Armenian readers as the poet of a dubious return to a glorious past, consequently with resolutely nationalist blinders. We try to read him as a poet of mourning, who needs to be understood within a double context : the one of the 19th century philological reinvention of mythology, and the one of an ongoing national disaster, which he himself mysteriously called the «nothingness of fatherland » . In 1908, while he was a student at the University of Ghent, he declared himself a follower of «poetic paganism » and he began to practice (and to define) his art as a way of mourning for the dead gods. He needed to recreate the power of mourning, both in front of the disappearance of the gods and in front of the disappearance of that very same power understood precisely as a national disaster. This is expressed in different ways in the poems he wrote during his stay in Ghent.

Pendant longtemps, et jusqu’aux commémorations gantoises de 1958, Daniel Varoujan a été lu par ses lecteurs arméniens comme le poète du retour à un passé glorieux, donc avec des oeillères résolument nationalistes, au lieu d’être lu comme le poète du deuil, qui demande à être interprété dans un double contexte : celui de la réinvention (philologique) de la mythologie, propre au XIXe siècle, et celui du désastre national, de ce qu’il appelait le «néant de patrie » . C’est en 1908 à Gand, où il était étudiant, que Varoujan s’est déclaré un adepte du «paganisme poétique » et qu’il a commencé à pratiquer (et à définir) son art comme le deuil des dieux. Il fallait rétablir le pouvoir du deuil face à la mort des dieux, et simultanément face à la privation de ce même pouvoir de deuil. Cela ne pouvait se faire par l’art. C’est ce que nous lisons tout au long des poèmes écrits durant la période de Gand.

Tot aan de herdenkingsviering in Gent in 1958 werd Daniel Varoujan door zijn Armeense lezers geïnterpreteerd, vanuit een nationalistische invalshoek, als een dichter die een terugkeer naar een glorieus verleden verdedigde. Dit artikel stelt dat we Varoujan moeten lezen als een dichter van de rouw tegen een dubbele achtergrond : de herontdekking van de mythologie in de negentiende-eeuwse filologie en de catastrofe die het Armeense volk onderging in deze periode en die hijzelf op mysterieuze wijze ‘ de nietsheid van het vaderland’ noemt. In 1908, toen hij in Gent studeerde, verklaarde Varoujan dat hij het poëtisch heidendom volgde en begin hij zijn kunst te beschouwen als een manier om te rouwen om de dode goden. Hij had nood aan het opnieuw wakker roepen van de kracht tot rouwen, zowel omwille van het verdwijnen van de goden als omwille van het verdwijnen van die kracht tot rouwen door de nationale catastrofe. Dit vinden we op verschillende manieren terug in de gedichten uit de Gentse periode.