Les industries lilloises et la crise économique de 1826 à 1832

Résumé En Fr Nl

From 1826 to 1832, the Lille industries, dominated by the cotton and flax spinning industries, suffered from a severe crisis. Initially caused by speculation on raw material and by over-investments in the recently created cotton industry, this crisis soon spread over all the sectors through the rise of cereal prices. It took a new impetus in 1830 after the credit bankrupcy following the political upheaval of the "July Revolution" and spread itself again with the return of high corn prices. It brought, for the Lille workers, already hit by the lowering of the wages and unemployment, a brutal outburst of pauperization. If forced many managers to proceed to the industrial mutations necessary for the resumption of business and new improvements.

De 1826 à 1832, les industries lilloises, dominées par les filatures de coton et les retorderies de lin, subirent les effets d'une crise sévère. Provoquée initialement par la spéculation sur la matière première et le surinvestissement dans la jeune industrie cotonnière, celle-ci s'étendit bientôt à tous les secteurs en raison de l'augmentation des prix céréaliers. Elle rebondit en 1830 avec la ruine du crédit consécutive à l'ébranlement politique de la Révolution de juillet et s'amplifia avec le retour de la cherté des grains. Elle entraîna pour les ouvriers lillois, touchés par la baisse des salaires et le chômage, une brutale poussée du paupérisme. Elle contraignit nombre d'entrepreneurs à effectuer les mutations industrielles indispensables à la reprise des affaires et à la réalisation de nouveaux progrès.

Van 1826 tot 1832 was de Rijselse industrie, op dat ogenblik vooral katoenspinnerijen en vlastwijnderijen, het sclachtoffer van een scherpe crisis. Deze crisis werd aanvankelijk veroorzaakt door speculatie op de grondstoffen en overinvestering in de nog junge katoenindustrie en breidde zich snel uit naar aile sectoren wegens een verhoging van de graanprijzen. Zij kende een heropleving in 1830 toen het krediet ineenstorte na de politieke beroering van de Julirevolutie en werd nog erger met een nieuwe duurte van de granen. Voor de Rijselse arbeiders betekende dit ailes een verlaging van de lonen, werkloosheid en een grote vooruitgang van het paupérisme. Vele ondernemers werden gedwongen onvermijdelijke industriele veranderingen door te voeren voor de heropleving van het ekonomische leven en voor nieuwe vooruitgang.