Recherches archéologiques à Bavay, XVIII (La céramique des périodes I, II et III de la Basilique civile de Bavay).

Résumé En Fr Nl

Archaeological Research in Bavay, XVIII (Periods I, II, III Potteries of the Civilian Basicica of Bavay). This paper presents the first results of a survey carried out on the movables unearthed between 1988 and 1993 on the site of the civilian basilica of Bavay ; a survey made difficult because of the poverty and the fragmentary character of the findings. A synthesis was possible only on periods I (state prior to the building of the basilica) ; II ("yellow" basilica) and III ("pink" basilica). With regard to period I, fragments of Italic sigillated pottery, thin-shelled tumblers and fragments of Gallo-Belgian ceramics allow us to advance a datation reaching towards the last two decades of the first century B.C. without a possibility of determining more precisely the terminus post quem. A strong residuality characterizes the movables of period II, though one has to note the discovery of Southern Gaul sigillated in the surroundings of the northern embankment, in the construction filling of the "yellow" basilica (Drag. 15/ 17, Drag. 29 and a Ritterling 5 bottom stamped SENICIO FE) which allow us to put forwards a terminus post quem about the third quarter of the 1st century A.D.. With regard to period III, one can think of a terminus post quem reaching from the last decade of the 1st century A.D. to the beginning of the IInd century but the incidence of residuality, the use of the same filling material, the scanty amount of pottery fragments and the wealth of common turned pottery findings make this result highly uncertain.

Cet article est le premier résultat d'une étude réalisée sur le mobilier mis au jour entre 1988 et 1993 sur le site de la basilique civile de Bavay, étude rendue difficile par la pauvreté et l'état fragmentaire des découvertes. La synthèse ne concerne que les périodes I (état antérieur à la première basilique), II (basilique "jaune") et III (basilique "rose"). En ce qui concerne la période I, les fragments de sigillée italique, de gobelets à parois fines et les fragments de céramique gallo-belge permettent d'envisager une datation allant des deux dernières décennies du Ier siècle avant notre ère à la troisième décennie de notre ère sans qu'il soit possible de préciser plus le terminus post quern. Une forte résidualité caractérise le mobilier de la période II : il faut cependant noter la découverte de sigillée de la Gaule du Sud aux abords de la terrasse nord, dans les remblais de construction de la basilique "jaune "(Drag. 15/17, Drag. 29 et un fond de Ritterling 5 estampillé SENICIO FE) qui permettent de proposer un terminus post quem dès le troisième quart du Ier siècle de notre ère. Pour la période III, on peut penser à un terminus post quem allant de la dernière décennie du Ier siècle de notre ère au début du IIe siècle mais le phénomène de résidualité, l'utilisation des mêmes remblais, le faible nombre de fragments de céramique et l'abondance de la céramique commune tournée font que ce résultat reste très aléatoire.

Opgravingen in Bavay, XVIII (keramiek van de periode I, II, III van de burgelijke basiliek) Dit artikel omvat de eerste resultaten van een studie over de tussen 1988 en 1993 aan het licht gebrachte overblijfselen van meubels. Het gaat slechts om een paar fragmenten. De synthese betreft alleen periode I (voor de bouw van de eerste basiliek), periode II (gele basiliek) en III (roze basiliek). Periode I : de fragmenten van italische sigillata, bekers met fijne wanden en gallo-belgische keramiekfragmenten laten een datering toe van de laatste twee decennia van de eerste eeuw voor Chr. tot het derde decennium van de eerste eeuw, zonder verdere bepaling van de terminus post quem. Période II : het lokale karakter overheerst hier, sigillata uit Zuid-Gallië werd ontdekt in de buurt van het noorderterras ontdekt in de aanaarding voor de gele basiliek (Drag. 15/17, Drag. 29 en wat Ritterling met stempel SENICIO FE) ;de terminus post quem kan bepaald worden in het derde kwart van de 1st. eeuw. Periode III :terminus post quem van het laatste decennium van de eerste eeuw tot begin tweede eeuw, maar het lokale karakter, het gebruik van dezelfde aanaardingen, het kleine aantal keramiekfragmenten en de frekwentie van gewoon gedraaid aardewerk maken dat het resultaat van dit onderzoek zeer voorlopig blijft.