Réseau urbain et distribution des tribunaux royaux ordinaires dans la généralité d'Amiens (XVIIe-XVIIIe siècle)

Résumé En Fr Nl

Charles Engrand, Urban Network and Distribution of the Ordinary Royal Tribunals in the Amiens Généralité (XVIIIth-XVIIIth centuries). The Amiens généralité represented only a part of the intendancy. This latter also included, until 1754, the Artois province, left out of this paper because of its specificity. The ordinary royal tribunals copied the classical judiciary hierarchy in a territory that lacked a local higher court of justice. The number of presidials, established at the very beginning of the institution in the two largest cities, Amiens and Abbeville, had never been altered, in spite of several initiatives. The network of bailiwicks and seneschalsies duplicated that of towns, as this level of judiciary activity was present in all but 4 of the 13 urban areas of the territory here considered. The areas ignored ranked among the least populated, although the importance of the population didn't always constitute the decisive factor in the establishment of these institutions. The presence of the King's justice was still demul- tiplied by the provostships, particularly numerous within the area of competence of the extensive Amiens bailiwick while the establishment of marshalsea and short-robed officers tended to take care of the highway police. The officers of justice had suffered from a certain discredit because of their multiplication by the royal power, notably during the war of the Augsburg League. Yet, around 1720, the crisis seemed to stabilize and a majority of them were employed in the presidials, the bailiwicks or seneschalsies. Provostships, on the other hand, experienced competence infringements and recruiting difficulties that jeopardized their now threatened survival.

La généralité d'Amiens ne constituait qu'une partie de l'intendance. Celle-ci englobait aussi, jusqu'en 1754, la province d'Artois, écartée de la présente étude en raison de sa spécificité. Les tribunaux royaux ordinaires reproduisaient la hiérarchie judiciaire classique dans un territoire dépourvu localement d'une cour supérieure de Justice. Le nombre des présidiaux, établis dès l'origine de l'institution, dans les deux plus grandes villes, Amiens et Abbeville, n'avait jamais été modifié, en dépit de plusieurs initiatives. Le réseau des bailliages et des sénéchaussées se calquait sur celui des villes, puisque ce niveau d'activité judiciaire n'échappait qu'à 4 des 13 agglomérations du territoire considéré. Les exclues comptaient parmi les plus faiblement peuplées, sans toutefois que l'importance de la population ait toujours constitué le facteur décisif de l'implantation. La présence de la justice royale était encore démultipliée par les prévôtés, particulièrement nombreuses dans le ressort du vaste bailliage d'Amiens tandis que l'installation d'officiers de maréchaussée et de robe courte tendait à assurer la police des grands chemins. Les offices de justice avaient souffert d'un certain discrédit en raison de leur multiplication par le pouvoir royal, notamment durant la guerre de la Ligue d'Augsbourg. Cependant, vers 1720, la crise paraissait stabilisée et la grande majorité d'entre eux était occupée dans les présidiaux, les bailliages ou les sénéchaussées. Les prévôtés, en revanche, connaissaient des empiétements de compétences et des difficultés de recrutement qui fragilisaient une existence désormais menacée.

Charles Engrand, Stedennet en de verspreiding van gewone koninklijke tribunalen in de generaliteit van Amiens (XVIIe-XVIIIe eeuw). De generaliteit van Amiens was slechts een deel van de intendantie die tot in 1754 ook de provincie Artesië omvatte (waarover hier wegens het apart karakter niet gesproken wordt). Met de gewone koninklijke tribunalen werd een klassieke juridische structuur ingevoerd in een gebied dat geen hoog gerechtshof kende. Het aantal rechtbanken van baljuws was sedert de oprichting in de twee grootste steden, Amiens en Abbeville, nog nooit veranderd, bepaalde initiatieven ten spijt. Het rechtsgebied van baljuws en senes- chalken was afgekeken van dat in de steden, want deze vorm van juridictie ontsnapte slechts aan 4 van de 13 agglomeraties. Uitgesloten waren de minder bevolkte gebieden, al was het bevolkingsaantal niet altijd het critérium. De aanwezigheid van het koninklijke gerecht kreeg een dimensie bij door de talrijke provoostambten in het uitgestrekte baljuw- schap Amiens, terwijl via de installatie van marechausseeofficieren de rechtspraak langs de verbindingswegen geregeld werd. De uitbreiding van het justitieapparaat leidde, tijdens de oorlog van de Liga van Augsburg, tot een zeker diskrediet. Maar omstreeks 1720 was die crisis voorbij en werkte de meerderheid in de rechtbaken van baljuws en seneschalken. De provoostambten had- den te maken met bevoegheidsconflicten en recruteringsproblemen, wat een bedreiging voor hun overleven betekende.